Lang leve het massatoerisme! Over het innovatief potentieel van toerisme
Door: Martijn Duineveld en Ko Koens
‘Reizen is het nieuwe roken’ luidt de titel van een recente Tegenlicht-documentaire; vliegschaamte was in 2018 een van de genomineerden voor woord van het jaar. De negatieve consequenties van toerisme worden elke dag benadrukt in kranten, beleidsrapporten en wetenschappelijke artikelen. Toerisme is schuldig vermaak geworden en de roep om oplossingen is niet onopgemerkt gebleven. Voordat we in de oplossingsmodes schieten of het toerisme gaan shamen willen we in dit essay onderzoeken of toerisme een positieve bijdrage kan leveren aan ons denken over de toekomst van 1. stedelijk bestuur en beleid, 2. de stad en de natiestaat, 3. de democratie en 4. planning en ontwerp. Maar eerst enige kanttekeningen bij het steeds dominanter wordende kritische denken over toerisme.
De veelkoppige kritiek op het toerisme
In zijn roman ‘Hotel Europa’ kondigt Ilja Leonard Pfeiffer de ondergang van Europa aan. Oorzaak en symptoom: het massatoerisme. De Europese cultuur en erfgoed zijn consumptiegoederen geworden die gretig worden opgesnoept en opgekocht door de Chinezen, die in zijn roman vaak gekke hoedjes ophebben. Met hem schetsen velen een wereld van steden waarin authenticiteit verloren gaat, lokale culturen verbleken en ‘de gewone burger’ zich geen (t)huis meer kan veroorloven. Een wereld waarin op ijsjes, wafels en Nutella-pannenkoeken kauwende kuddes zich met oorverdovende rolkoffertjes door de kleine straatjes van Europa’s historische binnensteden wurmen.
De aanwezigheid van toeristen kan tot grote ergernis leiden. Ze kunnen niet fietsen, lopen zwalkend over straat omdat ze stoned zijn of niet opletten omdat ze gevels bestuderen. En ze hebben vakantie dus kunnen ze tot diep in de nacht feesten. Toeristen zijn een icoon van de verschrikkelijke ander, maar die anderen zijn natuurlijk niet alleen toeristen. Ondertussen worden publieke ruimtes geprivatiseerd of bezet door terrasjes voor de flat white nippende elite, zodat de markt welig tieren kan. En daarbovenop zijn er ook nog de invloeden van het toerisme die wat minder snel de krant halen. ‘The Invisible Burden of Tourism’: de impact op het milieu, zoals de toenemende afval- en verkeersstromen en de uitstoot van broeikasgassen door vliegtuigen. Vele maatregelen en voorstellen om problemen rondom toerisme op te lossen zijn het gevolg. Sommige mensen pleiten dan ook voor een krimp agenda en anderen vragen zich af of we niet beter dichter bij huis op vakantie kunnen gaan.
Een paar zaken vallen op aan de discussies over het toerisme. Hoewel het zeker waar is dat de toenemende toeristenaantallen niet goed zijn voor natuur en milieu, is het nog maar de vraag of de toeristenstroom in onze huidige maatschappij in te dammen is. De statistieken wijzen erop dat het toerisme zal blijven doorgroeien, in Nederland, in Europa en wereldwijd. Steden als Amsterdam worden drukken door de vele bezoekers maar ook doordat steeds meer mensen in de stad willen wonen, op en nabij de plekken die toeristen ook zo aantrekkelijk vinden. De bewoners dragen daarmee zelf bij aan de ervaren drukte. Bewoners gedragen zich steeds vaker als toerist in eigen stad. En we verwijten de ander toerist te zijn, terwijl we zelf ook zo graag vaak een paar keer per jaar het hier tijdelijk verruilen voor het daar.
De nadruk van de probleemanalyses in kranten en beleidsrapporten ligt steeds meer op vrijetijdstoeristen, met name zij die rondreizen in grote groepen en niet uit Europa komen. En het anti-toerisme vertoont xenofobe trekjes. Je kunt als progressief persoon het ene moment heel edelmoedig het racisme bestrijden waarmee ‘conservatief’ en ‘populistisch’ Nederland nieuwkomers begroet, en even later zonder blikken of blozen Chinezen wegzetten als cultuurvandalen met rare petjes. In Zwitserland is zelfs serieus het idee geopperd om Chinezen met aparte treinen te vervoeren. In de probleemanalyses is onterecht steeds minder aandacht voor de grote groep zakelijke toeristen die voor hun werk naar de stad komen, mensen uit de steden zelf die zich vermaken of bezoekers uit de regio.
Ook valt het ons op dat deze analyses vaak redeneren vanuit (bestuurlijke) eenheden waaraan die we niet langer voor lief nemen: de/onze stad en de/onze natiestaat. We zien toeristen als tijdelijke bezoekers in onsdomein. Bijvoorbeeld binnen de Amsterdamse context: Wij de Amsterdammers (inclusief en misschien wel met name mensen van elders die nog maar paar maanden binnen de ring wonen) versus Zij de toeristen, de dagjesmensen, de Chinezen, de Engelsen, de provincialen—de niet-Amsterdammers.
Het innovatief potentieel van toerisme voor anders denken over de stad
De aan het toerisme toegekende problemen zijn dus zo eenduidig nog niet en als gevolg daarvan de oplossingen evenmin. Het zal niet eenvoudig en soms onmogelijk te zijn om deze op te lossen. Mogelijk ligt hierin wel een innovatief potentieel van toerisme: het massatoerisme als fenomeen kan ons helpen de manier waarop we stedelijk bestuur, beleid, planning en ontwerp hebben ingericht opnieuw te bevragen om zo mogelijk tot andere probleemdefinities en oplossingen te komen.
Als testcase voor bestuur en beleid
Het eerste innovatieve potentieel van massatoerisme is dat het kan functioneren als een testcase voor de rol van overheden en haar relaties met het bedrijfsleven en burgers in een toenemend mobiele wereld. Uit studies naar de rol van steden als Amsterdam en Barcelona blijkt dat het toerisme niet zozeer een probleem is dat deze steden zomaar is overkomen. Het is deels het resultaat van succesvolle marketingstrategieën in combinatie met een lokale overheid die handelsvrijheid verkoos boven regulering, interventie en coördinatie. Het is niet aan ons om te bepalen hoe een stad bestuurd moet worden maar we kunnen de discussies over toerisme in verschillende steden wel goed gebruiken als een testcase voor ideologieën en praktijken van lokaal bestuur. Wordt er, bijvoorbeeld, veel vrijheid gegeven aan ondernemers, touroperators en vliegvelden, dan is er veel ruimte voor economische groei, maar dan wordt de stad wellicht verder uitgehold en omgeploegd. Neem je als stad (weer) de regie in handen, bemoei je je actief met de inrichting, het ontwerp en de toegankelijkheid van de stad, dan krijg je als overheid meer controle over de leefbaarheid van de stad, maar dit kan ten koste gaan van het vestigingsklimaat in de stad.
Toerisme is een goede testcase omdat de effecten van bestuurlijke keuzes direct zichtbaar zijn in de publieke ruimte (in tegenstelling tot bijvoorbeeld fijnstof) en laat zien waar overheden de stedenbouwkundige touwtjes in handen hebben of de controle juist laten verslappen omdat andere rationaliteiten de boventoon voeren, zoals economische.
De toekomst van de natiestaat
Het tweede innovatieve potentieel van toerisme is dat het ons kan helpen de rol van de natiestaat nog eens goed te overdenken. Mede dankzij sommige politici is de natiestaat van iets dat we voor lief namen in ons politieke, culturele en maatschappelijke denken, verworden tot een publiek thema. ‘Na jaren van globalisering is ons politieke systeem failliet—en het terugkerende nationalisme is een stuiptrekking als gevolg van haar onomkeerbare achteruitgang, aldus onze vertaling en samenvatting van de titel van een prachtig essay van Rana Dasgupta in The Guardian.
Nederland, als op de kaart aanwijsbaar landje, valt samen met de bestuurlijke eenheid ‘De Staat der Nederlanden’ en de ervaring van Nederland als geografische eenheid, en de rol die deze eenheid heeft in het bevestigen en versterken van ‘onze’ identiteiten en kwaliteiten, is eveneens reëel voor velen. Het is aldus geen verrassing dat sommige mensen hun eigen plek (land, stad, buurt) als uitgangspunt nemen en een selectie wat daarbinnen komt vliegen als ongewenste exoot beschouwen. Maar steeds minder mensen, dieren, dingen en milieuproblemen trekken zich wat aan van deze grenzen. Ze zijn mobiel en opereren mondiaal. De mobiliteit van geld is in de afgelopen decennia sterk toegenomen, het schiet in minder dan een milliseconde de wereld over. Mensen en goederen reizen wat trager maar ook zij reizen vaker, over langere afstanden en in hogere snelheden, met significante impact op de gebieden die zij bezoeken..
Wil je invloed uitoefenen op mondiale fenomenen dan schieten landen en steden als bestuurlijke eenheden tekort. Wil je de toestroom van toeristen temmen, dan moet er wat gedaan worden aan de vliegprijzen, bijvoorbeeld door een belasting op kerosine te introduceren. Het feit dat dit nog niet is gebeurd, is onder andere te verklaren door het feit dat dit erg lastig is voor individuele landen. Met andere woorden: er zullen internationale afspraken gemaakt moeten worden. Of we gaan een stapje verder en beginnen met het nadenken over een democratisch gekozen wereldregering, zodat de kosten en baten van individuen en bedrijven eerlijker verdeeld worden. Of dit nu de oplossingen zijn, durven we niet te zeggen. Echter, toerisme (net als klimaatverandering en mondiale economische crises) kunnen kan dienen als lens om verschillende manieren van bestuur en beleid in een mondiale wereld nader te onderzoeken
Democratische vernieuwing
Het derde innovatief potentieel van toerisme is dat het helpt om vragen te stellen over de legitimiteit van de representatieve democratie, zoals we die nu kennen en de (on)mogelijkheid van het vinden van politieke consensus. In Amsterdam bijvoorbeeld wonen nu 863.202 bewoners. Jaarlijks komen er zo’n 18 miljoen bezoekers. Die zijn er gemiddeld enkele dagen. We wagen ons niet aan een precieze rekensom omdat de getallen constant veranderen, maar we zouden kunnen stellen dat tussen de 5 en 10 procent van de mensen die op een gemiddelde dag in Amsterdam overnachten geen burgers zijn van de stad Amsterdam. Nog lang geen meerderheid, maar wel een significant aandeel. Deze mensen betalen toeristenbelasting, maar stemmen mogen ze niet. Eenzelfde situatie geldt ook voor forensen die tot 40 uur per week in de stad verblijven. En hoe zit het internationale studenten, of met de groeiende groep ‘digital nomads’die enkele maanden op een plek verblijven? Zijn zij bewoner of bezoeker? Deze groepen maken onderdeel uit van de stad, maar mogen niet meebeslissen over haar toekomst. Tegelijkertijd zijn er mensen die ingeschreven staan als inwoner van Amsterdam, maar die een deel van het jaar op reis zijn en slechts af en toe terugkeren naar hun appartement, bijvoorbeeld om hun stempas op te halen.
Dus, van wie is die stad eigenlijk? Van de mensen die staan ingeschreven bij de Gemeente Amsterdam? Wat als de getallen nog meer uit elkaar gaan lopen, bijvoorbeeld doordat buitenlandse investeerders woningen als investeringsobject kopen, of als mensen nog mobieler worden en het hele jaar door op verschillende plekken gaan wonen?
Iets anders waarbij toerisme ons de grenzen van ons huidige democratische denken aantoont is het vinden van ‘democratische’ oplossingen. Nederland wordt vaak gezien als een consensusland waar met ‘polderen’ problemen worden aangepakt. De poldermethode lijkt onhaalbaar voor de recente problematiek van ‘overtoerisme’ waar de belangen te tegengesteld zijn en de emoties te hoog oplopen voor een redelijke en rationele discussie. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden en daarbij zullen bepaalde mensen worden teleurgesteld. Tegelijkertijd kan worden gezegd dat dit ingebakken is in bestaande democratische processen, als krachtige lobbyprocessen op de achtergrond de agendavorming van polderprocessen beïnvloeden en als zogenaamd participatieve processen worden gebruikt om ‘business-as-usual’ te continueren. Wederom kan toerisme helpen ‘nieuwe’ vragen te stellen. Moeten we het wat vaker respectvol met elkaar eens worden dat we het niet met elkaar eens zijn? Kunnen we productieve conflicten toelaten in plaats van het vruchteloos zoeken naar een compromis? Dit zou in ieder geval de transparantie van beleid vergroten.
Innovatie in planning en ontwerp
Een vierde en laatste innovatief potentieel is dat toerisme ons kan helpen om op een andere manier over de planning en het ontwerp van de stad van de toekomst na te denken.
De steden zoals we die kennen zijn ontworpen voor mensen die een groot deel van hun leven in een stad verblijven. De herberg was voor de reizigers. Duidelijk afgebakend van de rest van de stad. Maar wat nu als een groot deel van de stad tijdelijke huisvesting wordt van mensen die zich niet altijd houden aan de gegroeide mores in een wijk, deze wellicht niet eens kennen? Toenemende mobiliteit en aanwezigheid van vele anderen impliceert dat steeds meer verschillende mensen samenleven op dezelfde plek en elkaar op verschillende wijzen op afstand proberen te houden. Voor een deel doen we dat met ons lichaam en onze geest. We beelden onze grenzen in. Denk aan een volle bus waar mensen soms omgeven zijn door de konten van de anderen maar daar toch tijdelijk mee om kunnen gaan. Denk ook aan de symbolische manieren van in- en uitsluiting waarmee we elkaar op afstand houden en grenzen afbakenen (loop eens met de verkeerde look een hipster- of volkscafé binnen).
Het meest interessante is voor ons de vraag hoe het samenleven met de (verschrikkelijke) ander op microniveau gemedieerd gaat worden door middel van ontwerp en technologie. Gaat de stad van de toekomst, bijvoorbeeld, steeds meer lijken op een luchthaven? De ervaring en toegankelijkheid van een luchthaven is afhankelijk je paspoort, je geld en je frequent flyer pasjes. Heb je geld, een Europees paspoort en access tot de vip lounge, dan zijn de rijen kort en is het verblijf comfortabel. Leven we in de stad van de toekomst met behulp van geld, symboliek, ontwerp en techniek in onze eigen nubble (een samenvoeging van network en bubble)? Hoe groot worden de verschillen in rijkdom, comfort, en mate van mobiliteit tussen deze verschillende nubbles? (Voor een inkijkje in de luxueuze en geprivilegieerde lite netwerken zie het artikel: ‘Elite mobilities’)
Toerisme als lens om naar de wereld te kijken
Binnen deze vier samenhangende vraagstukken kan toerisme ons helpen om meer begrip te krijgen over hoe we de steden van de toekomst kunnen besturen en inrichten. Door toerisme niet alleen een probleem te zien, maar als een lens om naar de wereld te kijken, kunnen we haar gebruiken op een positieve wijze om te zoeken naar oplossingen voor de maatschappij in de toekomst. Door mobiliteit als uitgangspunt nemen en de implicaties daarvan op identiteit, bestuur en beleid te overdenken en onderzoeken. Uiteraard is er geen garantie dat dit zal leiden tot oplossingen die werken. Echter, een dergelijk perspectief biedt wel meer opties voor het gebruiken van toerisme op een positieve manier dan de huidige negatieve retoriek en pleisterplak-oplossingen voor problemen die schijnbaar worden opgelost voordat ze voldoende zijn doorgrond.
Martijn Duineveld (Wageningen Universiteit) onderzoekt machtsrelaties in stadsplanning en ontwerp en richt zich daarbij in toenemende mate op toerisme. Zijn meest recente project gaat over massatoerisme. In dat project onderzoekt hij hoe lokale overheden met massatoerisme omgaan en zouden kunnen omgaan.
Ko Koens (Breda University of Applied Sciences) legt zich in zijn onderzoek toe op een duurzame ontwikkeling van toerisme in steden, met een focus op overtoerisme en governance. Hij is auteur en editor van twee recente UNWTO-rapporten over overtoerisme en manager van het project ‘Smart City Hospitality’ waarbinnen een ‘serious game’ is ontwikkeld om belanghebbenden van binnen en buiten toerisme met elkaar te verbinden.